In een recente uitspraak van juni 2017 oordeelde de Afdeling van Bestuursrechtspraak over het participatievereiste onder de huidige regelgeving inzake de vaststelling van een bestemmingsplan. Een initiatiefnemer van een bouwplan doet er doorgaans onder het huidig recht goed aan om omwonenden bij zijn voornemens te betrekken, voordat (formeel) om planologische medewerking van het gemeentebestuur wordt gevraagd. Desalniettemin benadrukt deze uitspraak dat de aanwezigheid van maatschappelijk draagvlak door dat gemeentebestuur uiteindelijk niet als voorwaarde mag worden gesteld om toestemming voor de realisatie van het bouwplan te geven.
Uiteindelijk staat bij de vaststelling van een bestemmingsplan – of de weigering daarvan – dus het criterium van een goede ruimtelijke ordening voorop. Raadsleden dienen zich dan ook te realiseren dat zij daarbij weliswaar politieke afwegingen mogen maken, maar dat ze wel deel uitmaken van een bestuursorgaan dat verplicht is een zorgvuldige en kenbare belangenafweging te maken. Volksvertegenwoordigers moeten dus ook snappen dat van een projectontwikkelaar – nog los van de bestuurlijke onwenselijkheid – niet min of meer geëist mag worden dat hij eerst overeenstemming met “de buurt” bereikt om te voorkomen dat de vox populi wordt gevolgd en in de raadsvergadering ‘tegen’ wordt gestemd.
Kortom, de buurt heeft het niet altijd voor het zeggen en verwachtingsmanagement is van groot belang.
Met de komst van de Omgevingswet wordt het verwachtingsmanagement richting de inwoners van nóg groter belang, doordat er een stevigere nadruk wordt gevestigd op participatie middels een vereist participatietraject voorafgaand aan een initiatief.
Het is met de komst van de Omgevingswet nog steeds niet de bedoeling dat de gemeente zich gaat verschuilen achter een resultaatsverplichting rustend op de initiatiefnemer. Begrijp mij niet verkeerd, de raad mag eisen stellen aan het voortraject (binnen een straal van zoveel kilometer moeten omwonenden worden geïnformeerd en er dient een verslag aangeleverd te worden bij de aanvraag). Desalniettemin dient de raad zich te focussen op het algemeen belang en het – gewijzigde – criterium: ‘de beheersbare fysieke leefomgeving’.
Verschuilen achter de wil van de buurt is (nog steeds) geen optie, doordat de raad nog altijd verantwoordelijk is voor het algemeen belang. Dit betekent dat de raad zelfstandig een standpunt dient in te nemen na een afweging van alle belangen in het geding om vervolgens te beslissen op grond van een objectief criterium. Politieke afwegingen blijven mogelijk, maar zorgvuldige besluitvorming en een kenbare belangenafweging beperken deze mogelijkheden. Zo blijkt uit de bovengenoemde recente uitspraak, dat er geen gronden aanwezig waren om toestemming te weigeren gezien het feit dat er geen schendingen waren in relatie tot de goede ruimtelijke ordening. Als een initiatiefnemer alle mogelijkheden betreffende participatie heeft uitgeput, er vervolgens geen overeenstemming met de buurt wordt bereikt en het voorgenomen initiatief geen strijd oplevert met het objectieve criterium ‘de fysieke leefomgeving’ dan dient toestemming toch te worden verleend.
Vice versa geldt hetzelfde: indien er breed draagvlak is voor een initiatief, maar dit uit bijvoorbeeld veiligheidsoverwegingen of maatschappelijk belang niet mogelijk is, is het dáár nu juist de rol van de raad om deze algemene belangen te behartigen en te waarborgen door een initiatief af te wijzen. Dit verdient overigens wel wat uitleg richting de participanten. Het initiatief werd immers breed gedragen?! Om inwoners aangehaakt te houden bij een volgend initiatief, is verwachtingsmanagement van groot belang.
Concreet betekent dit dat het er sprake is van een inspanningsverplichting betreffende het participatietraject. Puntje bij paaltje betreft het geen resultaatsverplichting om daadwerkelijk maatschappelijke overeenstemming te bereiken met omwonenden. Het gemeentebestuur mag dit niet als voorwaarde tegenwerpen om toestemming te verkrijgen voor een initiatief. Het objectieve criterium is en blijft – ongeacht de wijziging/verruiming daarvan – leidend.
Aan de gemeenten de taak om de spelers binnen dit krachtenveld bewust te maken van dit spel.
Neem gerust contact op met Lonia Loozeman, adviseur Kenniscentrum Omgevingswet via tel. nr: 06 46 78 74 10 of via e-mail: lonialoozeman@kcomgevingswet.nl of laat onder deze bijdrage een reactie achter.
Eerder schreef ik overigens over de mogelijke (negatieve) gevolgen van vormvrije participatie:
Plaats een reactie
Reageren? Deel hier uw mening. Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.