De Omgevingswet hecht veel belang aan participatie maar het is nog de vraag hoe dit vormgegeven moet worden. De wetgeving zelf geeft hierover maar weinig duidelijkheid. In het rapport ‘Niet buiten de burger rekenen!’ gaat het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in op dit aspect. Het rapport stimuleert het nadenken over participatie in relatie tot de Omgevingswet, maar zet hier en daar ook vraagtekens bij de hoge verwachtingen.
Terugtredende overheid
Met de Omgevingswet treedt de overheid, net als op veel andere gebieden, een stapje terug. De wet geeft bedrijven en burgers maar ook de overheid zelf meer ruimte.
Participatie moet bijdragen aan betere en snellere besluitvorming maar zal zeker niet in alle gevallen tot consensus leiden. Er zijn nu eenmaal te veel en vaak tegenstelde belangen. Dat betekent dat er nog een belangrijke rol voor de overheid weggelegd is. In onze representatieve democratie is het uiteindelijk toch de overheid die moet besluiten en niet de betrokkenen zelf, zoals in een participatieve democratie.
Gezichten van de overheid
De overheid kent vele gezichten. Zij kan de opsteller zijn van of de beslisser over visie en plannen, maar zij treedt zelf ook vaak op als initiatiefnemer. Ze kan haar taak als toezichthouder uitvoeren of ze weegt als eindverantwoordelijke voor het omgevingsbestel integraal belangen af aan de hand van de doelstellingen. Het is belangrijk om deze rollen te onderkennen en in de relatie met betrokkenen steeds duidelijk te zijn vanuit welke rol er wordt gehandeld.
Bouwstenen voor participatie
Het rapport onderkent drie belangrijke randvoorwaarden voor de beoogde participatie:
Vragen die zich hierbij aandienen zijn: Hoe de overheid adequaat kan inspelen op de uiteenlopende wensen van de samenleving? Hoe krijgt zij te maken met verschillende belanghebbenden en vertegenwoordigers? Hoe kan men zorgen voor een evenwichtige en uitgebalanceerde participatie? Enzovoorts.
Communicatie en informatie
De burger moet kunnen vertrouwen op de informatie die hij of zij krijgt. Initiatiefnemers zijn echter zelf verantwoordelijk voor die informatie. De overheid moet hen uiteraard aanzetten tot het verstrekken van de juiste informatie, maar door het eigenbelang is die informatie niet per definitie volledig en objectief. Dat geldt uiteraard ook als de overheid zelf initiatiefnemer is. De vraag is welke waarborgen de overheid hiervoor kan en moet bieden.
De procedure moet in ieder geval duidelijk zijn en er moet altijd helder zijn vanuit welke hoedanigheid de overheid communiceert en informatie verstrekt. Inhoudelijke informatie kan deels ook door de overheid beschikbaar worden gesteld. Bijvoorbeeld via het digitale stelsel. Dat draagt bij aan de beoogde gelijke informatiepositie van alle betrokkenen. Lokale en social media kunnen, al dan niet hiertoe gestimuleerd, ook een belangrijke rol vervullen in de informatievoorziening. Ondanks de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers ligt er dus toch nog wel een belangrijke taak voor de overheid zelf.
Antennes van overheden
Burgers kunnen betrokken zijn als medeopsteller van plannen(co-creatie), als belanghebbende bij initiatieven en als initiatiefnemer zelf. Om burgers het gevoel te geven dat ze daadwerkelijk gehoord worden moet de overheid ‘antennes’ ontwikkelen. Die antennes moeten eraan bijdragen dat, zo nodig actief, de juiste personen en organisaties op het juiste moment in staat worden gesteld om te participeren. Het gaat hierbij dus om meer dan het volgen van formele (inspraak en bezwaar-)procedures.
Het is belangrijk om hierbij duidelijk te zijn over de inbreng en de verwachtingen te managen. Voor de legitimiteit en acceptatie is het nodig om ook tegengeluiden een plek te geven. Zeker in situaties waarin je dat als overheid mogelijk liever niet zou doen.
Reikwijdte van participatie
De Omgevingswet gaat ervan uit dat burgers en belanghebbenden in actie komen en participatiemogelijkheden benutten. Niet iedereen staat echter te popelen om een actieve bijdrage te leveren met het risico dat bepaalde groepen ondervertegenwoordigd blijven. Ook heeft niet iedereen gelijke mogelijkheden (het zogenoemde ‘Mattheüs’-effect). Voorkomen moet worden dat bijvoorbeeld enkel hoger opgeleiden en/of belangenorganisaties participeren. Ook de geografische en etnische vertegenwoordiging moet in balans zijn.
Burgers moeten zelf participatiemogelijkheden benutten maar de overheid moet belanghebbenden ook beschermen, bijvoorbeeld door hen vroegtijdig in staat te stellen om te participeren, hen proactief te informeren over initiatieven en door hen te faciliteren.
Het rapport van het SCP sluit af met de volgende tien aanbevelingen:
Meer weten?
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Ton de Wit via tel. nr. 06 22 97 29 46 of via e-mail: tondewit@kcomgevingswet.nl.
Er zijn 2 reacties op dit artikel
Fenneke de Graaf
Dank voor de samenvatting Ton. Ik heb het rapport eveneens gelezen en inderdaad: participatie écht goed organiseren is een vak. Er is ontzettend veel deskundigheid op het gebied van het vormgeven van participatie; in mijn praktijk ontwikkel ik al jaren participatietrajecten die ik uitvoer terwijl ik ondertussen de opdrachtgever help het zelf te kunnen. Zaken als verwachtingen managen, rollen expliciteren, écht luisteren en horen (en niet alleen ‘het gevoel geven dat ze gehoord worden’ (sic), creatieve werkvormen, goed organiseren en communiceren en de factor tijd in al zijn aspecten (planning, timing, ruimte, tijdigheid) te beheersen zijn allemaal vakmatig te beheersen. Waar ik me vooral zorgen over maak rond de Omgevingswet zijn twee dingen: dat het niet lukt om voorbij de usual suspects te komen en dat de inbreng van participanten sneuvelt in het bestuurlijke afwegingsproces. Rond ruimtelijke planvorming zijn het vaak dezelfde partijen die de (meer of minder) koninklijke weg weten te bewandelen. De effecten van ruimtelijke ingrepen slaan echter vaak neer bij andere groepen in onze samenleving. Helaas vaak diegenen die deze weg niet kennen of verdwalen. Helaas vaak mensen die kwetsbaar zijn door bijvoorbeeld armoede of slechte gezondheid. Om ‘inclusief’ te ontwikkelen, dus om álle groepen uit de samenleving de kans te geven om te participeren, zijn mensen met verstand van de samenleving nodig. Mensen die ‘moeilijk bereikbare’ groepen wél kunnen bereiken. Ook al zal niet iedereen wíllen participeren, geef ze in ieder geval de informatie en gelegenheid om die keuze te maken. Het andere risico heeft te maken met et de veranderende verhoudingen en rollen tussen overheden en inwoners. Met vertrouwen en cultuur. Als we er voor het gemak van uitgaan dat participatie onlosmakelijk onderdeel is van ieder planproces dan komt er een moment dat alle belangen, meningen en informatie op tafel liggen en er een afweging gemaakt moet worden. Wat weegt het zwaarst en wie bepaalt dat? De houding van diegenen die aan de knoppen zit. Beperk participatie daarom niet tot de ontwerpfase maar trek het door tot aan de daadwerkelijke afweging van belangen. Dat getuigt van bestuurlijke moed en creëert vertrouwen van inwoners in de overheid.
Ton de Wit
Helemaal eens, benieuwd of er al gemeenten zijn die ervaring hebben opgedaan met een werkende aanpak die recht doet aan alle groepen en in het hele proces. Reacties en voorbeelden zijn welkom!
Plaats een reactie
Reageren? Deel hier uw mening. Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.